introduktieteksten |
|
Mahler,
cantor van de "crisis" Giorgio
Boari Ortolani
De
componist Gustav Mahler is in de twintigste-eeuwse muziek een dominante
figuur en wordt beschouwd als een op zichzelf staande persoonlijkheid.
Aaron Copland verklaart over Mahler dat "ook al is over het werk
van deze man alles reeds gezegd, er blijft toch iets over dat van
uitzonderlijk ontroerende aard is, want de muziek lijkt op de mens
Mahler, in elk opzicht en in elk detail". Het is alsof Copland wil
zeggen dat het werk van de componist vol is van diens persoonlijkheid,
van diens wel buitengewoon persoonlijke manier van het scheppen van
muziek. De nieuwe impulsen die ten tijde van Mahler niet werden
geaccepteerd, liepen vooruit op de grote en innovatieve
esthetisch-muzikale ontwikkelingen van de moderne tijd. Het waren deze
impulsen die de Mahleriaanse composities meer lieten zijn dan louter
muzikale uitingen: ze waren tevens in staat buiten-muzikale en
gevoelsmatige concepten uit te drukken. De studie van de historische
context kan dus bijdragen aan de formulering van een evoluerende
dimensie van het werk van de Boheemse componist. En dat is geen toeval.
Mahlers exploraties in de harmonie waren een voortzetting van die van
Wagner, met name die in Tristan und Isolde, en anticipeerden op
de breuk met het tonale harmoniesysteem die in Schonberg zijn
uiteindelijke uitdrukking vond. Het gebruik van de variatie en de
ontwikkeling ervan fungeerde als brug naar
het latere seri"le systeem. Dat geldt tevens voor Mahlers plaats in de
Romantiek: de Late Romantiek van een rusteloze componist die graaft in
een verborgen wereld, zoekt in de duistere verblijven van het ongelukkig
zijn, van het verlangen om het falen van de menselijk hoop te
benadrukken. Hierbij denk ik vooral aan de symfonieën, vanaf de Zesde,
aan Das Lied von der Erde en aan de hartverscheurende Kindertotenlieder.
Mahler was erfgenaam van Beethoven en van Wagner, maar zijn buitengewoon
grote gevoeligheid, het zich laten gaan in de doolhoven van de psyche,
een introspectie die grenst aan de psychoanalyse, overbruggen de afstand
die hem scheidt van de Romantiek. De dood van God, opgevat in de zin van
Nietzsche als het schemerduister van de Late Romantiek, is de
metafysische representatie van de dood van de mens, van het falen van de
Mensheid ten opzichte van de Geschiedenis, zonder hoop. Het dilemma van
het menselijke bestaan, de angstwekkende, dubbelzinnige onderstreping
van een kosmische en individuele wanhoop, domineert in de partituren van
Mahler, maar ook in die van Webern en van Sch"nberg, en uiteindelijk
zelfs in Strauss' Ein Heldenleben. Hier bespeurt men het
onbehagen van de opspelende innerlijke viriliteit van de componist die
stuk loopt op de vijandige wereld die negatief staat tegenover de geest.
Eros en Thanatos als sublimatie en extase van een ziel die op zoek is
naar verlossing door middel van de muziek. Of beter gezegd, door middel
van het ademen van de muziek: "Ich atmet einen linden Duft...",
in een Wenen dat zich opmaakt zich op de divan van Freud te vlijen. Een
Wenen dat was gefascineerd door de psychoanalyse en alles wat daarna
kwam. In Mahlers muziek zat nog niet dat radicalisme van de expressieve
middelen dat zo evident werd bij Sch"nberg, noch de gewelddadige
linguistische tegenstellingen geinspireerd door de uitgangspunten van
Wittgenstein. Het ontploffingsgevaar is er al, het kruit, de lucifer ...
alles is gereed voor de grote uitbarsting van de seri"le dodecafonie
die na zijn dood in 1911 zal plaatsvinden. Mahler tekent de overgang
tussen de Late Romantiek en het Expressionisme, terwijl de schijnbare
schoonheid van de klassieke muzikale structuren het onderspit delft
onder de vuistslagen van een existentiele triestheid en uiteindelijk
terechtkomt in de goot van de trivialiteit en de vulgariteit, op zoek
naar wat sereniteit. En ook Mahler strijdt met open vizier zonder een
kans te missen. De man en de kunstenaar, verscheurd door ervaring en
onschuld, maar ook tussen psychologisme en materialisme, tussen het
totale kunstwerk en het expressieve "niets".
Het leven en de kunst worden niet reproductief opgevat, maar
intens beleefd, moment na moment, als bezegeling van een cultuur die
afscheid neemt van het geluk. Alsof het Ik dat verstrikt is geraakt in
de eeuwige vragen naar de eigen identiteit, vurig verlangde naar het
afschaffen van het zelfmedelijden om zich terug te vinden in een
objectief Mij, in een sociaal bepaald Ons, om zich vervolgens te
regenereren in een kosmos die minder wordt geplaagd door pijn, maar meer
bepaald door oorspronkelijk geluk. Maar zo zal het niet zijn want de
Apocalyps staat reeds voor de deur: de eerste wereldoorlog dringt zich
op, en de ondraaglijke pijn van dit conflict leidt tot het nazisme en
daarmee wordt de vrijheid van het bestaan be"indigd. Ook het laatste konflikt verliest Mahler. Mahler is "drievoudig vreemdeling, Bohemer in Oostenrijk, Oostenrijker tussen de Duitsers en Jood in de gehele wereld. Altijd beschouwd als indringer, nooit welkom geheten...". Daarom vertegenwoordigt "Der Abschied" niet alleen de schemering van de auteur door middel van de sinistere atmosferen die hij beschrijft. Duister, dat wel, maar het is het muzikale beeld van een onafwendbaar afscheid van de Europese beschaving, van de existenti"le waarden die reeds deel zijn geworden van de symboliek van een tijdperk. Het is het laatste moment van een historische periode die een einde aankondigt, maar tegelijk reeds een aantal angstige vraagtekens zet bij een aangekondigde toekomst.
vertaald door Gerrit Van Oord en Maria Korporal, met dank aan Willem de Vries (Gustav Mahler Stichting Nederland)
|
De sporen van inspiratie - Gerrit Van Oord Marianne Korporal alias Mahlerianne - Ricardo de Mambro Santos Mahler, cantor van de "crisis" - Giorgio Boari Ortolani Gustav Mahler - biografie Maria Korporal - biografie
|